Soms is een (tijdelijke) uithuisplaatsing van een kind nodig als er thuis sprake is van risicovolle opvoedingsomstandigheden en deze met ambulante (dag)hulp onvoldoende verbeteren. Bij uithuisplaatsing heeft pleegzorg doorgaans de voorkeur, omdat deze zorgvorm het dichtst bij een natuurlijke gezins- en opvoedingssituatie ligt. Het is echter de vraag of een pleegzorgplaatsing voor álle kinderen die te maken krijgen met een uithuisplaatsing de beste oplossing is. Uit onderzoek naar voortijdige ongewenste afgebroken plaatsingen (breakdown) blijkt dat deze bij ongeveer 1 op de 3 pleegkinderen voorkomt. Dit roept de vraag op of sommige kinderen misschien eerst een intensievere vorm van behandeling nodig hebben voordat ze goed geplaatst kunnen worden in een (pleeg)gezin. En als dit zo is, voor welke kinderen geldt dit dan? In deze workshop presenteert Harmke de voorlopige resultaten van haar (longitudinaal) vergelijkend promotieonderzoek. Ze geeft antwoorden op vragen zoals: Welke typerende kenmerken hebben basisschoolkinderen in pleegzorg, gezinshuizen of open residentie? Welke overeenkomsten en verschillen zijn er tussen deze kinderen? Hoe ontwikkelen de kinderen zich tijdens het eerste jaar in een pleeggezin, gezinshuis of open groep en zijn er verschillen in de doorgemaakte ontwikkeling? Met hulp van quizvragen wordt onderzocht hoe goed de workshopdeelnemers de doelgroep al kennen.
Meer over de spreker
Harmke heeft een orthopedagogische achtergrond en werkt bij Horizon als onderzoeker binnen de stafafdeling. Haar hoofdtaken zijn het aansturen en/of uitvoeren van (wetenschappelijk) onderzoek in (pleeg)zorg en onderwijs om de kwaliteit van de geboden hulp te optimaliseren. Daarnaast is ze in 2012 als externe promovenda vanuit de Universiteit Leiden gestart met een promotieonderzoek naar criteria die bij een uithuisplaatsing voorspellen welke woonvorm de beste ontwikkelingsperspectieven biedt aan welke kinderen.